In 1918 maken de Nederlandse kranten vanaf juni melding van een ernstige luchtweginfectie die de ‘Spaansche ziekte’ wordt genoemd (bron: Delpher.nl). Op 29 juni staat in De Maasbode: ‘De Parijsche berichtgever van de „Daily Mail" schrijft over de influenza-epidemie: Er is op het oogenblik opnieuw een influenza-epidemie uitgebroken. Men noemt de ziekte de Spaansche griep, daar zij voor het eerst uit Spanje werd gemeld. De ziekte, die een lichte koorts en algemeene zwakte tengevolge heeft, is niet kwaadaardig en gewoonlijk binnen 1 à 2 weken voorbij.’
Korte tijd daarna is Nederland aan de beurt. Op 18 juli wordt in De Tribune gemeld: ‘De burgemeesters van Enschede en Lonneker brengen ter openbare kennis, dat blijkens een schrijven van den Inspekteur voor de Volksgezondheid het voor personen, die aan de zoogenaamde „Spaansche ziekte" lijden, geraden is, daarmede niet te blijven doorloopen. Alsdan zouden ernstige komplikatiën die tot den dood voeren, het gevolg kunnen zijn. Zoo spoedig mogelijk dient bedrust te worden genomen en geneeskundige hulp ingeroepen, wijl de ziekte dan in de meeste gevallen in eenige dagen zal zijn afgeloopen.’ Daarna nemen de berichten in aantal toe, er worden scholen gesloten en als het aantal zieken daalt weer geopend, nadat de klaslokalen zijn gelucht.
De krant Het Centrum meldt op 27 juli de wereldwijde verspreiding. ‘Met recht kan men reeds thans spreken, van een panepidemie (sic). Gelukkig is het aantal ernstige gevallen gering. De voornaamste vormen, waaronder het ziektebeeld zich voordoet, zijn de gastrische, de pneumonische en de rheumatoïde vorm. De gastrische kenmerkt zich door sterk braken, de pneumonische door hoestbuien en veel slijmopgeven, de rheumatoïde door sterke spierpijnen.’
Anders dan bij de huidige crisis gaat het telkens over de feitelijke details. De korte teksten staan verspreid tussen vaak onbenullige nieuwtjes. Overzichtsstukken over de pandemie ontbreken, evenals berichten over aanpak van de overheid, vergezichten over de werkloosheid, de economische gevolgen, de te verwachten nasleep. Alle overheidsbemoeienis lijkt zich lokaal af te spelen, behalve in het leger, waar landelijke ge- en verboden worden uitgevaardigd.
De vrede van de Grote Oorlog, het Verdrag van Versailles, wordt getekend op 28 juni 1919. De tweede, derde en vierde golf van de influenzapandemie 1918, zich uitstrekkend tot 1920, moeten dan nog beginnen.
Grote verschillen, maar ook overeenkomsten. Een daarvan is de suggesties voor medicatie in De Sumatra Post op 31 oktober 1918. ‘Een speciale behandeling bestaat er niet voor de spaansche griep. (..) Kinine-sulfaat (wordt) het meest gebruikt.’

Door het uitbreken van de coronapandemie heeft de redactie besloten de inhoud van deze juni-editie volledig aan dit onderwerp te wijden. Ons vakgebied staat al maandenlang centraal in al haar aspecten; microbiologen zijn erbij betrokken vanwege hun kennis van besmettingsroutes en preventieve maatregelen.
De artikelen in dit themanummer zijn bijna allemaal gerelateerd aan de coronacrisis. Ze zijn dan ook in korte tijd samengesteld en versneld beoordeeld door de externe reviewers en de redactie. NVMM-voorzitter Ann Vossen licht in haar editorial de serie inhoudelijk  toe.
Overige onderwerpen betreffen een overzichtsartikel van Liesbeth Martens over detectie van VRE-dragerschap tijdens een uitbraak. Vervolgens een boekrecensie van de door Jan Peter Verhave geschreven biografie van Paul de Kruif. Traditiegetrouw is er het verslag van het NVAMM-symposium. Lodewijk Spanjaard schreef een herdenkingstekst bij het overlijden van Bob Zanen. Een tweede in memoriam betreft Roel Verkooijen, geschreven door Henri Verbrugh. Roel heeft samen met anderen jarenlang de coverillustratie van ons tijdschrift verzorgd.’

Mede namens Esther Heikens en Bert Mulder,
Jan Kaan