Donderdag 19 maart 2020 is Bob Zanen overleden. Hij was kort ervoor 97 geworden en woonde nog thuis. Een jaar eerder was daar zijn echtgenote, de arts-microbioloog Otti Zanen-Lim overleden. In NTMM is in 2019 een uitvoerig interview met het echtpaar gepubliceerd.[1]
Hendrik Cornelis Zanen werd in 1923 geboren in Hengelo als zoon van een musicus. Hij doorliep in die stad het gymnasium en deed in het eerste oorlogsjaar eindexamen. Hij studeerde medicijnen aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam maar moest in 1943 onderduiken om te ontkomen aan tewerkstelling door de bezetter. Na de oorlog werd hij actief in het studentenleven en was voorzitter van de MFAS, de vereniging van medische studenten. Zo leerde hij Otti kennen, die deel had genomen aan het verzet en daarvoor onderscheiden is met het Verzetsherdenkingskruis. Zij trouwden in 1950 en kregen drie kinderen.
In 1950 deed Bob ook artsexamen. Hij werkte enige tijd op het paviljoen voor besmettelijke ziekten in het Wilhelmina Gasthuis en kwam vervolgens in opleiding bij Charlotte Ruys, hoogleraar Bacteriologie, immuniteitsleer en epidemiologie. Zijn onderzoek resulteerde in 1956 in het proefschrift “Hemolytische streptococci bij gezonden”.
Vanaf 1955 was hij werkzaam op de GGD in Rotterdam. In 1957 werd hij klinisch microbioloog van het Arnhemse ziekenhuis en hoofd van het Streeklaboratorium aldaar, dat tot die tijd onder de patholoog-anatoom viel. Bob heeft er een echt klinisch-microbiologisch laboratorium van gemaakt. Typerend voor zijn manier van leidinggeven en samenwerken was dat hij later, inmiddels in Amsterdam werkzaam, nog elk jaar met de analisten uit Arnhem een uitje had waar hij altijd enthousiast over praatte. In die Arnhemse periode publiceerde hij als eerste in Nederland, en tweede wereldwijd, over meningitis en sepsis door Streptococcus suis bij varkensslagers en -slachters. Op die tijd keek hij heel tevreden en met enige weemoed terug nadat hij in 1970 hoogleraar Medische microbiologie en epidemiologie was geworden aan de Gemeente Universiteit/Universiteit van Amsterdam. Hier had hij geen zeggenschap over het Streeklaboratorium, want dat viel onder de GGD. Wel over de twee kleinere klinisch-bacteriologische laboratoria in het Binnen- en Wilhelmina Gasthuis maar die waren een eind verwijderd van het Laboratorium voor de Gezondheidsleer aan de Mauritskade, zijn thuisbasis.
Bob Zanen heeft altijd energiek geijverd voor de zaken die hem na aan het hart lagen: fundamenteel bacteriologisch onderzoek, het meningitis-referentielaboratorium en de epidemiologie van meningitis, de opleiding van arts-assistenten en de preventie van ziekenhuisinfecties. Vanaf zijn promotieonderzoek naar groep-A-streptokokken is typering van bacteriële pathogenen met als doel een beter inzicht te krijgen in de epidemiologie van infectieziekten, een van de speerpunten van zijn werk gebleven. Wat Charlotte Ruys inzake meningokokkenziekte al bereikt had samen met Kees Slaterus, een van haar andere promovendi, heeft Bob uitgebreid door alle Nederlandse artsen-microbioloog te stimuleren elke bij meningitispatiënten geïsoleerde verwekker naar Amsterdam op te sturen. Op zijn initiatief is in samenwerking met het RIVM het Nederlands Referentielaboratorium voor bacteriële meningitis op de afdeling gehuisvest. Daar wordt sinds jaar en dag de typering van Neisseria meningitidis, Haemophilus influenzae en Streptococcus pneumoniae verricht. Het Referentielaboratorium, dat waarschijnlijk ‘s werelds grootste verzameling meningitisverwekkers herbergt en gebruikt voor research, werd een voorbeeld en inspiratiebron voor andere onderzoekers hoe je kennis over een infectieziekte kunt verdiepen.
Met de ingebruikname van het Academisch Medisch Centrum werd een langgekoesterde wens vervuld, waar ook de opleiding bij gebaat was: één afdeling microbiologie met onderzoeks- en klinische laboratoria dicht bij elkaar en een eigen, hoogwaardige voedingsbodemafdeling. Ook Otti was werkzaam op de afdeling en paste diverse typeringstechnieken toe bij Legionella pneumophila, wat meer inzicht gaf in de ziekenhuisinfecties door deze bacterie in enkele Amsterdamse instellingen.
Twaalf onderzoekers zijn onder zijn leiding gepromoveerd tot doctor in de geneeskunde. In 1987 sprak hij zijn afscheidsrede “Waar zijn we mee bezig?” uit, bevlogen als altijd.
Bob was een vriendelijke, maar kritische man met een brede interesse. Hij discussieerde graag met collega’s vanuit de diepgewortelde wens om infectieziekten beter te begrijpen en te bestrijden. Hij las veel, tot het einde van zijn leven ook microbiologische en algemeen-medische literatuur. Hij had vaak scherp commentaar; de opmerking “Dat is toch verschrikkelijk!” lag hem in de mond bestorven. Mede daarom was het altijd leuk een gesprek met hem te voeren.
Otti en hij bleven tot op hoge leeftijd actief. Zij besteedden veel tijd in hun prachtige tuin, die ontworpen was door de tuinarchitecte Mien Ruys, de zuster van Charlotte. Tot het einde toe gingen zij regelmatig naar lezingen en concerten.
Met Bob Zanen is een van de pioniers van de moderne Nederlandse microbiologie heengegaan.