Sa­men­vat­ting
Me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd zijn zeld­za­me maar ern­sti­ge aan­doe­nin­gen ge­as­so­ci­eerd met neu­ro­lo­gi­sche rest­ver­schijn­se­len en een hoge mor­ta­li­teit. Vroe­ge dia­gnos­tiek en ade­qua­te start van be­han­de­ling zijn dan ook es­sen­ti­eel om de lan­ge­ter­mijnuit­kom­sten van deze patiënten te ver­be­te­ren. Met de in­tro­duc­tie van lan­de­lij­ke vac­ci­na­tie­pro­gram­ma’s ge­richt op een groot aan­tal bac­te­riële en vi­ra­le ver­wek­kers is het aan­tal ‘klas­sie­ke’ in­fec­ties, zoals een me­ningo­kok­ken­me­nin­gi­tis, de af­ge­lo­pen de­cen­nia dras­tisch ge­daald in de wes­ter­se we­reld. Meer en meer tre­den niet-​bacteriële pa­tho­ge­nen op de voor­grond als ver­wek­kers van meningo-​encefalitis, zoals neu­ro­tro­pe vi­rus­in­fec­ties of im­muun­ge­me­di­eer­de pro­ces­sen. Kli­nisch on­der­scheid tus­sen de ver­schil­len­de ver­wek­kers blijkt las­tig door het ont­bre­ken van goede ge­ge­vens over de in­ci­den­tie, symp­to­ma­to­lo­gie, dia­gnos­tiek, mor­bi­di­teit en mor­ta­li­teit van deze niet-​bacteriële ver­wek­kers van me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd. Dit wordt mede ver­oor­zaakt door de af­we­zig­heid van een goede na­ti­o­na­le re­gi­stra­tie.

Sum­ma­ry
Me­nin­gi­tis and en­cep­ha­li­tis are rare but se­ve­re di­sea­ses in child­ren, as­so­ci­a­ted with long term neu­ro­lo­gi­cal se­que­lae and high mor­ta­li­ty rates. Early re­cog­ni­ti­on and start of tre­at­ment are es­pe­ci­al­ly im­por­tant to im­pro­ve long-​term out­co­me in these pa­tients. Part­ly due to the in­tro­duc­ti­on of na­ti­on­wi­de vac­ci­na­ti­on pro­grams - tar­ge­ting the most im­por­tant bac­te­ri­al and viral cau­sa­ti­ve pa­tho­gens - a de­cli­ne in the in­ci­den­ce of bac­te­ri­al and ‘clas­si­cal’ in­fec­ti­ons such as me­ningo­coc­cal me­nin­gi­tis is noted in the wes­tern world over the last de­ca­de. Non-​bacterial pa­tho­gens now emer­ge as the most im­por­tant cau­ses of me­nin­gi­tis and en­cep­ha­li­tis in child­ren. These di­sea­ses are most­ly cau­sed by neu­ro­tro­pic vi­ruses as well as im­mu­ne me­di­a­ted pro­ces­ses. Cli­ni­cal dif­fe­ren­ti­a­ti­on bet­ween dif­fe­rent pa­tho­gens remains dif­fi­cult be­cau­se of a lack of avai­la­ble data on in­ci­den­ce, sympt­oms, dia­gnos­tic test re­sults, mor­bi­di­ty and mor­ta­li­ty on these cau­ses of me­nin­gi­tis and en­cep­ha­li­tis. No such data are cur­rent­ly avai­la­ble by lack of a na­ti­o­nal re­gi­stra­ti­on or sur­veil­lan­ce sy­s­tem.

In­lei­ding
In­fec­ties van het cen­traal ze­nuw­stel­sel, zoals me­nin­gi­tis (een ont­ste­king van de me­nin­gen) en en­ce­fa­li­tis (een ont­ste­king van het her­sen­pa­ren­chym ge­as­so­ci­eerd met neu­ro­lo­gi­sche dis­func­tie) zijn zeld­za­me, maar ge­vrees­de ziek­te­beel­den bij kin­de­ren en kun­nen ge­paard gaan met hoge mor­bi­di­teit en mor­ta­li­teit. De af­ge­lo­pen de­cen­nia is er veel ver­an­derd op het ge­bied van de epi­de­mi­o­lo­gie en dia­gnos­tiek van deze in­fec­ties, onder an­de­re door de in­tro­duc­tie van suc­ces­vol­le vac­ci­na­tie­pro­gram­ma's ge­richt tegen de meest voor­ko­men­de bac­te­riële en vi­ra­le ver­wek­kers. Te­vens heeft de (mi­cro­biële) dia­gnos­tiek naar deze ver­wek­kers een enor­me vlucht ge­no­men. In dit ar­ti­kel wordt een over­zicht ge­ge­ven van de epi­de­mi­o­lo­gie en pa­tho­ge­ne­se, de kli­ni­sche ver­schijn­se­len, het dia­gnos­tisch ar­se­naal en de be­han­de­ling van me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd. Het ont­staan van bac­te­riële me­nin­gi­tis ver­loopt vol­gens een aan­tal stap­pen. Via he­ma­to­ge­ne ver­sprei­ding be­rei­ken bac­te­riële pa­tho­ge­nen de sub­arach­noïdale ruim­te waar ver­vol­gens een uit­ge­brei­de in­flam­ma­toi­re re­ac­tie ont­staat op ver­schei­de­ne bac­te­riële cel­wand­pro­duc­ten die vrij­ko­men ten ge­vol­gen van bac­te­riële lysis. Dit in­flam­ma­toi­re pro­ces wordt ge­me­di­eerd door de pro­duc­tie van ver­schei­de­ne cy­to­ki­nen. Er is wei­nig be­kend over het pre­cie­ze me­cha­nis­me waar­mee vi­rus­sen de bloed-​hersenbarrière pas­se­ren. In de li­te­ra­tuur zijn er ver­schei­de­ne pa­tho­ge­ne­se­me­cha­nis­men en trans­mis­sie­rou­tes be­schre­ven die per vi­ra­le ver­wek­ker ver­schil­len. Auto-​immuungemedieerde menigo-​encefalitiden ont­staan door­dat zich im­mu­no­glo­bu­li­nen vor­men tegen neu­ro­na­le oppervlakte-​eiwitten, met als ge­volg een in­flam­ma­toi­re re­ac­tie en de­my­e­le­ni­sa­tie.1,2

Epi­de­mi­o­lo­gie
De jaar­lijk­se in­ci­den­tie van bac­te­riële me­nin­gi­tis was de af­ge­lo­pen de­cen­nia sta­biel en be­draagt 2,1 per 100.000 in­wo­ners; het gaat hier om zowel kin­de­ren als vol­was­se­nen.3 Jaar­lijks wor­den er we­reld­wijd on­ge­veer 275.000 sterf­ge­val­len (zowel kin­de­ren als vol­was­se­nen) aan bac­te­riële me­nin­gi­tis ge­rap­por­teerd, waar­van ver­uit de mees­te in der­de­we­reld­lan­den.4,5

Ver­ge­lijk­ba­re in­for­ma­tie over het voor­ko­men van vi­ra­le me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis we­reld­wijd ont­breekt, omdat er niet stan­daard wordt on­der­zocht op niet-​bacteriële pa­tho­ge­nen en na­ti­o­na­le re­gi­stra­tie­sys­te­men ont­bre­ken. Voor het stel­len van een dia­gno­se wordt deels ge­va­ren op de kli­niek in com­bi­na­tie met on­der­steu­nen­de dia­gnos­tiek (beeld­vor­ming en la­bo­ra­to­ri­um­be­pa­lin­gen). Hier­bij ont­staat een twee­de pro­bleem: bij het ont­bre­ken van een stan­daard dia­gnos­ti­sche de­fi­ni­tie van me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis ont­staat er va­ri­a­bi­li­teit in de ge­bruik­te dia­gnos­ti­sche cri­te­ria en daar­mee in de be­schik­ba­re ge­ge­vens om­trent in­ci­den­tie. Deze grote on­der­lin­ge ver­schil­len in de­fi­ni­tie maken het moei­lijk om in­ter­na­ti­o­na­le ge­ge­vens te ver­ge­lij­ken. Daar­naast zijn de we­reld­wij­de ver­schil­len in in­ci­den­tie van me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis sterk af­han­ke­lijk van de aan­we­zig­heid van een suc­ces­vol vac­ci­na­tie­pro­gram­ma en de kwa­li­teit van de ge­zond­heids­zorg.

Sinds de in­tro­duc­tie van vac­cins tegen de meest voor­ko­men­de bac­te­riële oor­za­ken van me­nin­gi­tis (H. in­flu­en­zae type B, S. pneu­mo­ni­ae en N. me­nin­gi­ti­dis type C) is de in­ci­den­tie van bac­te­riële me­nin­gi­tis in de Wes­ter­se we­reld sterk ge­daald.6-8 In toe­ne­men­de mate wor­den niet-​bacteriële oor­za­ken ge­as­so­ci­eerd met ont­ste­kin­gen van het cen­traal ze­nuw­stel­sel. Hier­toe be­ho­ren in­fec­ties door neu­ro­tro­pe vi­rus­sen, met als be­lang­rijk­ste ver­wek­kers en­tero­vi­rus­sen, het her­pes­sim­plex­vi­rus, vari­cel­la­zos­ter­vi­rus en te­ke­nen­ce­fa­li­tis­vi­rus.9

Te­vens is er (zeer waar­schijn­lijk mede door suc­ces­vol­le vac­ci­na­tie­pro­gram­ma’s) een ver­schui­ving te zien in het op­tre­den van meningo-​encefalitis ver­oor­zaakt door vi­ra­le ver­wek­kers. Door bij­voor­beeld de in­tro­duc­tie van vac­cins ge­richt tegen de ma­ze­len is de in­ci­den­tie van ma­ze­len­ge­me­di­eer­de en­ce­fa­li­tis sterk ge­daald. Dit geldt ook voor subacu­te scle­ro­se­ren­de pa­nen­ce­fa­li­tis (SSPE), een zeer zeld­za­me vorm van chro­ni­sche en­ce­fa­li­tis die jaren na initiële be­smet­ting met het ma­ze­len­vi­rus ont­staat. SSPE kent vaak een aspe­ci­fiek begin met leer- en ge­drags­stoor­nis­sen, dat zich snel pro­gres­sief kan uit­brei­den tot ern­sti­ge neu­ro­lo­gi­sche dis­func­ties en uit­ein­de­lijk een ve­ge­ta­tie­ve toe­stand. De dia­gno­se SSPE is vaak goed de stel­len op basis van ty­pi­sche kli­ni­sche symp­to­men (fre­quent op­tre­den­de ge­ge­ne­ra­li­seer­de myoklo­nieën) en ken­mer­ken­de af­wij­kin­gen bij elektro-​encefalografie (EEG).10

Op dit mo­ment is het her­pes­sim­plex­vi­rus (HSV) de be­lang­rijk­ste oor­zaak van en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd.11 Er wor­den twee be­lang­rij­ke sub­ty­pes on­der­schei­den: HSV-1 en HSV-2. Beide kun­nen meningo-​encefalitis ver­oor­za­ken en ken­nen het­zelf­de be­loop en be­han­de­ling, waar­door het kli­nisch niet van be­lang is om een on­der­scheid te maken tus­sen deze twee sub­ty­pes. Van ver­schei­de­ne an­de­re vi­rus­sen is be­kend dat zij soms meningo-​encefalitis kun­nen ver­oor­za­ken, zoals het epstein-​barrvirus (EBV), cy­to­me­gal­ovi­rus (CMV), hu­ma­ne her­pes­vi­rus­sen (HHV6 en HHV7), ma­ze­len­vi­rus, bof­vi­rus en ver­schei­de­ne ar­bo­vi­rus­sen.

Twee groe­pen vi­rus­sen die re­cent veel aan­dacht heb­ben ge­kre­gen als be­lang­rij­ke ver­wek­kers van me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd zijn de entero-​ en pa­recho­vi­rus­sen, be­ho­rend tot de fa­mi­lie van de pi­cor­na­vi­rus­sen.12-14 En­tero­vi­rus­sen zijn de be­lang­rijk­ste ver­wek­kers van vi­ra­le me­nin­gi­tis op de vroe­ge kin­der­leef­tijd. Pa­recho­vi­rus­sen zijn een be­ken­de oor­zaak van ne­o­na­ta­le sep­sis met een pie­kin­ci­den­tie in de eer­ste drie maan­den. Na het eer­ste le­vens­jaar neemt de in­ci­den­tie van beide sterk af. Daar­naast zijn beide vi­rus­sen ge­as­so­ci­eerd met neu­ro­lo­gi­sche rest­ver­schijn­se­len zoals ver­min­derd cog­ni­tief ver­mo­gen, met name bij ne­o­na­ten en im­muun­ge­com­pro­mit­teer­de patiënten.15-16

De epi­de­mi­o­lo­gie van en­ce­fa­li­tis kent re­gi­o­na­le ver­schil­len, zoals blijkt uit de re­cen­te uit­bra­ken van cen­traal­ze­nuw­stel­sel­in­fec­ties door en­tero­vi­rus­sen in Azië (en meer spe­ci­fiek de uit­bra­ken van en­tero­vi­rus 71-​infecties in China.14,17 Te­vens gel­den west­nijl­vi­rus­in­fec­ties sinds en­ke­le jaren als en­de­misch in de Ver­e­nig­de Sta­ten, ter­wijl dit virus tot ver­kort voor­al werd ge­as­so­ci­eerd met in­fec­ties in derde we­reld­lan­den.18

En­ce­fa­li­tis heeft niet al­tijd een bac­te­riële of vi­ra­le oor­sprong. Ook ver­schei­de­ne im­muun­ge­me­di­eer­de pro­ces­sen kun­nen en­ce­fa­li­tis ver­oor­za­ken, zoals acute dis­se­mi­na­ted en­cep­ha­lo­my­e­li­tis (ADEM) en N-​methyl D-​aspartaat re­cep­tor an­ti­bo­dies en­cep­ha­li­tis (anti-​NMDAR). Ook hier be­treft het vaak een zelf­li­mi­te­rend beeld. In zeld­za­me ge­val­len is er wel spra­ke van blij­ven­de mor­bi­di­teit.19
Bij een groot deel van de kin­de­ren die zich pre­sen­te­ren met meningo-​encefalitis wordt ech­ter geen ver­wek­ker geïso­leerd. Exac­te ge­ge­vens over de groot­te van deze groep ont­bre­ken. Een eer­de­re stu­die onder vol­was­se­nen vond in on­ge­veer de helft van de ge­val­len al­leen een in­fec­ti­eu­ze oor­zaak voor een meningo-​encefalitis.20 Het is be­lang­rijk kri­tisch te blij­ven kij­ken naar de dia­gnos­tiek die wordt uit­ge­voerd bij kin­de­ren die zich pre­sen­te­ren met de ver­den­king op een meningo-​encefalitis.
In Ne­der­land is er een uit­ge­breid vac­ci­na­tie­pro­gram­ma tegen de be­lang­rijk­ste bac­te­riële ver­wek­kers van menigo-​encefalitis op de kin­der­leef­tijd. Sinds 2002 wor­den Ne­der­land­se kin­de­ren op een leef­tijd van 14 maan­den ge­vac­ci­neerd met het MenC-​vaccin tegen se­ro­ty­pes A, C en Y. Ge­zien de re­cen­te stij­ging van het aan­tal ge­val­len van me­ni­gi­tis op de kin­der­leef­tijd door Neis­se­ria me­nin­gi­ti­dis se­ro­ty­pe W heeft de mi­nis­ter van Volks­ge­zond­heid be­slo­ten vanaf 2018 ook dit se­ro­ty­pe in het vac­ci­na­tie­pro­gram­ma op te nemen. Sinds 1993 wor­den kin­de­ren in het eer­ste le­vens­jaar ge­vac­ci­neerd tegen Haem­op­hi­lus in­flu­en­zae. Sinds 2006 be­staat er een lan­de­lij­ke vac­ci­na­tie tegen Strep­to­coc­cus pneu­mo­ni­ae, die in het eer­ste le­vens­jaar plaats­vindt. Het ef­fect van het lan­de­lij­ke vac­ci­na­tie­pro­gram­ma wordt weer­ge­ge­ven in fi­guur 1.

Kli­niek, dia­gnos­tiek en be­han­de­ling
Het stel­len van de kli­ni­sche dia­gno­se me­nin­gi­tis of en­ce­fa­li­tis wordt in de prak­tijk be­moei­lijkt door het brede scala aan aspe­ci­fiek pre­sen­te­ren­de symp­to­men. Aan­vul­len­de dia­gnos­tiek is hier­door in vrij­wel alle ge­val­len nood­za­ke­lijk. De meest voor­ko­men­de symp­to­men zijn koorts, ma­lai­se, hoofd­pijn, epi­lep­ti­sche aan­val­len en een ver­min­derd be­wust­zijn.21 Een late dia­gno­se of in­a­de­qua­te be­han­de­ling kan ech­ter tot snel­le pro­gres­sie van de ziek­te lei­den, met hoge mor­bi­di­teit als ge­volg.22 Lan­ge­ter­mijn­com­pli­ca­ties die wor­den ge­zien zijn ge­hoor­ver­lies, per­ma­nen­te her­sen­be­scha­di­ging, cog­ni­tie­ve dis­func­ties, mo­to­ri­sche af­wij­kin­gen en zelfs over­lij­den.23 Lan­ge­ter­mijn­com­pli­ca­ties zijn voor­al ge­as­so­ci­eerd met bac­te­riële me­nin­gi­tis en in min­de­re mate met vi­ra­le me­nin­gi­tis, waar­bij met name een Strep­to­coc­cus pneumoniae-​me­nin­gi­tis is ge­as­so­ci­eerd met een slech­te­re prog­no­se op lange ter­mijn. Het op­tre­den van lan­ge­ter­mijn­com­pli­ca­ties voor spe­ci­fie­ke vi­ra­le ver­wek­kers is min­der on­der­zocht, met uit­zon­de­ring van meningo-​encefalitis ver­oor­zaakt door het her­pes­sim­plex­vi­rus, dat is ge­as­so­ci­eerd met een hoge mor­ta­li­teit.24 Wel is dui­de­lijk dat vroe­ge dia­gnos­tiek en start van ade­qua­te be­han­de­ling met an­ti­bi­o­ti­ca of an­ti­vi­ra­le mid­de­len be­lang­rijk zijn om de lan­ge­ter­mijnuit­kom­sten te voor­ko­men of ver­be­te­ren.25

De gou­den stan­daard in de dia­gnos­tiek van meningo-​encefalitis is tot op de dag van van­daag li­quor­ana­ly­se ver­kre­gen via lum­baal­punc­tie. Naast de li­quor­ana­ly­se wordt stan­daard bij elke patiënt een bloed­kweek af­ge­no­men om een bac­te­riële ver­wek­ker uit te slui­ten. Hier­naast wor­den moleculair-​diagnostische tech­nie­ken ge­bruikt voor de de­tec­tie van pa­tho­ge­nen in li­quor door real-​time PCR-​testen om ver­schil­len­de bac­te­riële en vi­ra­le pa­tho­ge­nen aan te tonen.26 Mul­ti­plex PCR’s kun­nen bin­nen 24 uur uit­sla­gen geven over de meest voor­ko­men­de ver­wek­kers. Dat het nodig is om ver­schei­de­ne dia­gnos­ti­sche tes­ten te ge­brui­ken, blijkt uit het re­gel­ma­tig ont­bre­ken van plei­o­cy­to­se in li­quor bij kin­de­ren met een po­si­tie­ve PCR voor entero-​ of pa­recho­vi­rus­sen. Te­vens kan de PCR ne­ga­tief zijn bij kin­de­ren met een meningo-​encefalitis op basis van een entero-​ of pa­recho­vi­rus ter­wijl deze wel kan wor­den aan­ge­toond met een PCR op feces en/of een keel­wat. Soms is dia­gnos­tiek op an­de­re ma­te­ri­a­len nodig: bij ver­den­king op fla­vi­vi­rus­sen of an­de­re exo­ti­sche vi­rus­sen dient ook se­ro­lo­gie te wor­den in­ge­zet, omdat het virus maar korte tijd aan­toon­baar is in de li­quor. Voor het aan­to­nen van en­tero­vi­rus­sen ver­dient het aan­be­ve­ling om ook een PCR op keel­wat en feces in te zet­ten, omdat be­paal­de en­tero­vi­rus­sen (zoals het re­cent cir­cu­le­ren­de EV-​D68) niet in li­quor aan­toon­baar zijn, maar wel een beeld van meningo-​encefalitis kun­nen geven.

Naast de mi­cro­bi­o­lo­gi­sche dia­gnos­tiek wordt aan­vul­lend klinisch-​chemisch en im­mu­no­lo­gi­sche liquor-​ en bloed­on­der­zoek en neuro-​radiologisch on­der­zoek ver­richt om in­zicht te krij­gen in de eti­o­lo­gie van een meningo-​encefalitis. In het klinisch-​chemisch on­der­zoek kun­nen ver­schei­de­ne in­fec­tie­mar­kers wor­den be­paald. In het bloed kan wor­den ge­ke­ken naar de al­ge­me­ne in­fec­tie­mar­kers zoals: C-​reactieve proteïne, leu­ko­cy­ten­ge­tal en pro­cal­ci­to­ni­ne. In de li­quor zijn de waar­den van leu­ko­cy­ten, to­taal­ei­wit, ver­laagd glu­co­se­ra­tio en de ope­nings­druk bij li­quor­punc­tie be­schre­ven. In­ter­pre­ta­tie van deze re­sul­ta­ten blijkt in de prak­tijk moei­zaam, omdat de la­bo­ra­to­ri­um­be­pa­lin­gen vaak aspe­ci­fiek zijn, en omdat de in­di­vi­du­e­le mar­kers niet sen­si­tief en spe­ci­fiek ge­noeg zijn om daar­mee bac­te­riële en vi­ra­le ver­wek­kers van meningo-​encefalitis op de kin­der­leef­tijd van el­kaar te on­der­schei­den. Aan­vul­len­de beeld­vor­men­de dia­gnos­tiek kan be­staan uit: mag­ne­tic re­so­nan­ce ima­ging (MRI), com­pu­ter­to­mo­gra­fie (CT) en elektro-​encefalografie (EEG). Deze on­der­zoe­ken kun­nen hel­pen in de eti­o­lo­gie en ver­de­re be­han­de­ling van een kind met een meningo-​encefalitis. Er is be­wijs dat kin­de­ren met af­wij­kin­gen op MRI, CT of EEG een slech­te­re lan­ge­ter­mijnuit­komst heb­ben dan kin­de­ren zon­der af­wij­kin­gen.27 Deze be­vin­ding sluit aan bij het ge­ge­ven dat kin­de­ren die zich pre­sen­te­ren met epi­lep­ti­sche in­sul­ten slech­te­re neu­ro­lo­gi­sche uit­kom­sten heb­ben dan kin­de­ren zon­der neu­ro­lo­gi­sche af­wij­kin­gen.28

De eti­o­lo­gie van en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd wordt door een aan­tal fac­to­ren be­paald, zoals leef­tijd en het aan­we­zig zijn van een im­muun­de­fi­ciëntie. Zo wordt een HSV-​encefalitis vaker ge­zien bij jon­ge­re kin­de­ren, ter­wijl im­muun­ge­me­di­eer­de en­ce­fa­li­tis vaker ge­von­den wordt bij ou­de­re kin­de­ren.

De be­han­de­ling van meningo-​encefalitis is sterk af­han­ke­lijk van de on­der­lig­gen­de ver­wek­ker of oor­zaak. De be­han­de­ling van een bac­te­riële me­nin­gi­tis be­staat uit een snel an­ti­bac­te­ri­eel be­leid ge­richt tegen de meest waar­schijn­lij­ke ver­wek­kers samen met dexa­me­tha­son. Na het de­tec­te­ren van de bac­te­riële ver­wek­ker in li­quor mid­dels bac­te­riële kweek of PCR wordt ge­tracht de an­ti­bi­o­ti­sche be­han­de­ling te ver­smal­len. De be­han­de­ling van een vi­ra­le meningo-​encefalitis is vaak las­ti­ger en laat meer ruim­te voor dis­cus­sie, omdat het hier vaak een zelf­li­mi­te­ren­de aan­doe­ning be­treft. Bij HSV-​encefalitis is het nodig om vlot an­ti­vi­ra­le the­ra­pie (aci­clo­vir) te star­ten, om de korte-​ en lan­ge­ter­mijnuit­kom­sten van HSV-​geïnfec­teer­de kin­de­ren te ver­be­te­ren.29 Voor ove­ri­ge vi­ra­le meningo-​encefalitiden be­staat er nog geen an­ti­vi­ra­le the­ra­pie en moet men vol­staan met on­der­steu­nen­de the­ra­pie. Im­muun­ge­me­di­eer­de en­ce­fa­li­ti­den kun­nen wor­den be­han­deld met in­tra­ve­neu­ze im­mu­no­glo­bu­li­nen (IVIG) en on­der­steu­nen­de the­ra­pie.

Sa­men­vat­tend komt me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis op de kin­der­leef­tijd nog steeds voor, maar is de epi­de­mi­o­lo­gie in de af­ge­lo­pen de­cen­nia - mede door de komst van suc­ces­vol­le vac­ci­na­ties - ver­an­derd. On­danks de ont­wik­ke­lin­gen in het te­rug­drin­gen van (bac­te­riële) me­nin­gi­tis en (vi­ra­le) en­ce­fa­li­tis en de ver­be­te­rin­gen in de mi­cro­bi­o­lo­gi­sche dia­gnos­ti­sche mo­ge­lijk­he­den, blij­ven me­nin­gi­tis en en­ce­fa­li­tis ge­as­so­ci­eerd met se­ri­eu­ze lan­ge­ter­mijn­con­se­quen­ties en neu­ro­lo­gi­sche rest­ver­schijn­se­len. Vroe­ge dia­gnos­tiek en ade­qua­te start van be­han­de­ling zijn es­sen­ti­eel voor een zo gun­stig mo­ge­lij­ke uit­komst. De nood­zaak tot ver­der on­der­zoek en een be­te­re re­gi­stra­tie wordt on­der­streept door het ge­brek aan ac­cu­ra­te ge­ge­vens over in­ci­den­tie, mor­bi­di­teit en mor­ta­li­teit. Omdat bij een groot deel van de patiënten met meningo-​encefalitis op de kin­der­leef­tijd geen mi­cro­biële ver­wek­ker of im­mu­no­lo­gisch pro­ces wordt aan­ge­toond, blijft in­ves­te­ring in toe­rei­ken­de dia­gnos­ti­sche tech­nie­ken een aan­dachts­punt.